Het blijft elke keer weer bijzonder als je een nieuw boek in handen houdt dat je vertaald hebt. Het nieuwe jaar begon goed toen er meteen al de tweede week een pakketje bezorgd werd met de vertalersexemplaren van De connectiecode: handboek voor het begrijpen van anderen, geschreven door Lena Skogholm. Een boek dat oorspronkelijk in het Zweeds verscheen en in Zweden inmiddels meer dan vijftigduizend keer over de toonbank is gegaan, maar dat ik vanuit de Engelse versie heb vertaald. Helaas is mijn Zweeds te slecht (of eerder gezegd afwezig) om na te gaan of mijn vertaling meer verschilt van het origineel dan gewoonlijk (en onvermijdelijk) het geval is – wat me na twee vertaalslagen wel waarschijnlijk lijkt.
Wat is het voor een boek? Ik citeer van de achterkant: ‘De connectiecode is een communicatiegids die voor de rest van je leven nuttig kan zijn. Als we onze interacties kunnen afstemmen op wat je brein je vertelt, bereiken we optimale resultaten – zo simpel is het!’ Meer info is hier te vinden, op de site van HarperCollins, de uitgeverij waarvoor ik de laatste jaren zulke verrassend leuke boeken heb vertaald.
Eigenlijk houd ik niet zo van managementboeken of communicatiewijzers. Toch heb ik dit boek met plezier vertaald. Zojuist heb ik er een hoofdstuk uit herlezen en ik vind de tekst best pakkend – al zeg ik het zelf (als degene die het vertaald heeft). Voor mezelf komt dat denk ik door twee dingen.
Ten eerste weet ze heel levensecht situaties uit de praktijk te schetsen, waardoor ze je als lezer betrekt bij de communicatieproblemen waarover ze het heeft en de oplossingen die ze biedt. Dat doen de meeste schrijvers van dit soort boeken, maar zij doet het heel goed. Bijvoorbeeld meteen in het inleidende hoofdstuk waarin ze een dinertje met zes personen bij iemand thuis beschrijft waar ze te gast is, en dat uit de hand loopt doordat een andere gast te veel drinkt en dan ‘verkeerd’ gaat communiceren.
Ten tweede gaat ze, opnieuw zoals de meeste schrijvers van dit soort boeken, her en der met theorieën uit neuropsychologie, evolutieleer en levensfilosofie aan de haal waaraan ze haar adviezen ophangt. En toevallig waren dat in dit boek theorieën die mij persoonlijk nogal aanspraken. Skogholms voornaamste kapstok voor haar communicatieadviezen is de driedeling van het brein uit de neuropsychologie: we hebben een reptielenbrein, een apenbrein en een mensenbrein. Meteen moest ik denken aan de betreurde Piet Vroon – wie kent hem nog? – wiens Tranen van de krokodil iedereen in mijn studentenkringen destijds las, vooral na zijn schitterende optreden bij Zomergasten in 1991. In dat boek staat een vrijwel identieke indeling centraal als verklaring voor veel van ons gedrag – alleen heet het apenbrein bij Vroon het zoogdierenbrein.
Ook zag ik aan het eind van De connectiecode mijn geliefde Epictetus kort optreden, zoals wel vaker met zijn fameuze oneliner dat ‘het niet de dingen zelf zijn die ons van streek maken, maar onze meningen daarover’ (p. 269). Een oneliner die het letterlijk tot tegeltjeswijsheid heeft gebracht.
Volgens mijn broer de manager zijn managementboeken leuk en leerzaam om in te grasduinen, maar ‘geen enkele manager leest zo’n boek van voor tot achter uit’. Toch jammer. Mocht er desalniettemin een manager (of iemand anders) zijn die deze connectiecode uitleest, dan hoop ik dat zij of hij op dit blog reageert.